Voormalig Feyenoorders Wim Rijsbergen en Rinus Israël staan vandaag uitgebreid stil bij de matige start die Feyenoord had dit seizoen. Ze analyseren het probleem in het Algemeen Dagblad, dat volgens beide mannen niet bij de trainer Giovanni van Bronckhorst ligt. En wat moet Feyenoord nu, na de matige start doen?
De vraag is: wat moet er gebeuren wil de rust toch nog een beetje terugkeren in de Kuip? Israël: “De wedstrijd tegen Trencín donderdag overtuigend winnen. Kijk, normaal gesproken maak je die 4-0 niet meer goed. Maar van zo’n ploegje moet je toch gewoon riant kunnen winnen, zeg? Ik vind echt dat Feyenoord zich voor schut heeft laten zetten in Slowakije. Dat mogen ze zichzelf verwijten. Je weet dat zo’n Trencín gaat aanvallen. Dan stel je je daar toch op in? Wat doet Feyenoord? Dat laat het allemaal maar gebeuren. Dan heb je als elftal gewoon geen idee, dan doe je maar wat en dan ben je inderdaad niet topclubwaardig. Onvoorstelbaar als je je realiseert dat je een heel jaar bezig bent om überhaupt Europees te mógen spelen.”
“Er zijn trainers voor minder ontslagen”, schampert Rijsbergen, om dat vervolgens direct te nuanceren. “Giovanni van Bronckhorst is niet het probleem. Dat is gewoon een goede vent en prima trainer. De spelers zijn het probleem. Neem zo’n Jean-Paul Boëtius, die tegen De Graafschap zijn ploeg gigantisch dupeert (Boëtius kreeg zijn tweede gele kaart voor een cynisch applaus naar de arbiter, red.). Als ik trainer was zou ik tegen zo’n figuur zeggen: ‘Kom jij eens hier, mannetje. Of je gaat verdomme voetballen nu. Of je dondert lekker op’. Het is te hopen dat er in de spelersgroep jongens opstaan die dat doen. Al vraag ik me af wie. Dit Feyenoord mist leiders.”
Rijsbergen vervolgt: “Ik hoop van harte dat het Legioen de ploeg er doorheen sleept donderdag tegen die Slowaken. Dan weet je het nooit daar. Maar normaal gesproken sta je daarvoor al op te grote achterstand. Ik denk dat Feyenoord moet hopen dat het weer de KNVB-beker wint dit seizoen. Om het kampioenschap gaat deze selectie namelijk niet strijden.”
