COLUMN | Whooo David Connolly

COLUMN | Whooo David Connolly

Foto: Pro Shots
De drie punten bleven gisteren wederom in Rotterdam, éen van de weinige zekerheden dit seizoen. Het eerste half uur gaf mij een sprankje hoop, de laatste 60 minuten deden mij vrezen met grote vreze voor aankomende zondag. Toch is er altijd hoop, zo bewees een kleine, dikke Ier zo’n 17 jaar geleden. Als je al een tijdje rondloopt op deze aardkloot en je hebt een rood-wit (zwart) hart, dan wordt je vanzelf creatief. Je moet tenslotte ergens de hoop op baseren dat Feyenoord het onmogelijke waar gaat maken. Zodoende kwam ik uit bij één van de spaarzame overwinningen in dat betonnen stadion, die ik nog helder op mijn netvlies heb staan. Live heb ik die wedstrijd nooit gezien (in de herhaling veel te vaak), want ik was op voetbalkamp met de B’tjes van de plaatselijke trots. Inclusief twee trainers, beide voor een bepaalde club. Achteraf denk je dan, logisch dat we in de jeugd zo weinig wedstrijden wonnen. Maar goed achteraf had Feyenoord ook nooit David Connolly moeten halen, voor de hoofdprijs. Bij Excelsior schoot de beste man ze uit alle standen binnen, 42 maal om precies te zijn. Bij Feyenoord bleef de oudere broer van Clasie steken op 7 goals in 25 wedstrijden. Een gemiddelde dat naadloos past in het rijtje Lazovic, Vidmar, Charisteas of Henk Vos. Maar wat maakt de David dan toch zo speciaal, dat ik daar 17 jaar na dato een stukje aan wijd? Juist ja, 13 mei 2001. Een elftal met Jan de Visser en Ferry de Haan won met 3-4 de klassieker. En David Connolly, de niet scorende Ieprechaun van Feyenoord, steeg eenmalig boven zichzelf uit met één assist en twee goals. Als ik dat naar de huidige tijd vertaal, dan is Larsson niet al te groot, scoort moeizaam, oogt een beetje mollig en maakt hij op zijn zachts gezegd ook zijn transfersom niet waar. Dus Sam, als jij je voor minimaal 17 jaar onsterfelijk wil maken bij Feyenoord, bel dan deze week even naar David Connolly. Want Jan de Visser en Tonny Vilhena ontlopen elkaar niet veel. En Botteghin laat weleens een steekje vallen, maar niet meer dan Ferry de Haan. Dus wie zijn ze daar nou helemaal in dat Amsterdam? Voor de uitgebreide versie van het antwoord op die vraag, verwijs ik u door naar Jules Deelder. Die vraag kan ik zelf heel makkelijk beantwoorden; helemaal niets! Zo dacht David Connolly er ook over, op die mooie zondag in mei. Remi
Lees ook